Not a year goes by without another case of violent hazing in Dutch universities reported in the newspapers. It concerns one university, then another, but it hits the mark every year. University boards are trying to restrict the use of alcohol and implement rules on initiation rites, but not always with success. Occasionally there is a near death or even a death. Apparently hazing is an ineradicable phenomenon, and almost every year a historian of the history of universities has to explain to the media how this came about. In public opinion this has all to do with conservative students from the upper strata of society who have united in student corpora as they are called in the Netherlands, although we also see a trend towards ‘corporalization’ of other student associations that display mimicry behaviour. But is it correct to link hazing to the corpora that emerged in the nineteenth century? How did those corpora originate? And how did this development from the medieval nationes to the corpora occur? That is the central question in this contribution. Though many of the examples relate to the University of Utrecht, the argument is valid for the entire Dutch Republic.
Zesde en slotdeel van zesdelige film over de universitaire wereld in Utrecht. In dit deel borrelt de hoofdpersoon met zijn oud-studiegenoten. Beelden van de studenten-gezelligheidsverenigingen waarin middels spel, sport, dans, muziek en minnekozen gerecreëerd wordt. Hoofdpersoon neemt afscheid, wandelt door avondlijk Utrecht en neemt de trein naar huis.
Vóór de Tweede Wereldoorlog woonden de meeste studenten op kamers bij een hospita, waar bezoek na 10 uur 's avonds vaak verboden was. Na 1950 werd de huisvesting in speciale studentenhuizen met gemeenschappelijke huiskamer en keuken steeds belangrijker. De Stichting Studenten Huisvesting Utrecht liet daarvoor grote, nieuwe studentencomplexen bouwen. Toch is de particuliere kamerverhuur al die tijd de grootste huisvester van studenten in de stad gebleven.
De Utrechtse student: 1945 tot nu beschrijft hoe het naoorlogse Utrechts studentenleven veranderde en wat er hetzelfde bleef: Hoe woonden studenten toen en nu? Welke rol speelt werk en hoe is dit door de jaren heen veranderd? Wat is de functie van sport-, studie- en gezelligheidsverenigingen? Hoe wordt door de overheid aan studenten financiële steun verleend? Welke rol speelden Utrechtse studenten in het maatschappelijk debat? En welke maatschappelijke, economische en culturele veranderingen liggen ten grondslag dit alles?
Boudewijn van Houten (Den Haag, 1939) studeerde korte tijd Nederlands in Utrecht, waarna hij naar Amsterdam verhuisde. In de roman 'Zoveel lol'(1971) – later herdrukt als 'De ontgroening' (1981) – deed hij uitvoerig verslag van het leven van het Utrechtse studentencorps aan het einde van de jaren vijftig.
Dr. M.C. Cartier van Dissel studeerde geneeskunde in Utrecht, promoveerde aldaar in 1899 en werd arts.
Roman over het Utrechtse studentenleven.